Soms is het één zin, een ogenschijnlijk onbelangrijke zin, in een stortvloed aan woorden, die verwijst naar een leven vol pijn.
Zo was het ook bij de jonge, doortastende vrouw die zich had aangemeld, toen ik haar vroeg zichzelf te omschrijven. Ze kon haar emoties niet kwijt, had ze ontdekt, in een leven dat in het teken stond van hard werken en veel presteren. “Maar goed”, relativeerde ze, “ik ben ook niet iemand die bij de pakken neerzit”.
Dat is een uitdrukking, die we kennen. Zo zien we het graag. Maar die ene zin bleef haken bij me.

Ik vroeg haar wat ze daarmee bedoelde – bij de pakken neerzitten. “Nou gewoon”, antwoordde ze, “ik ga gewoon weer door.”
“Je gaat door na wat?”
“Als het even moeilijk is blijf ik er niet in hangen. Je moet ook weer verder.”
“Je hebt het gevoel dat je verder moet. Van wie moet dat?”
Ze dacht na. “Weet ik niet precies. Misschien wel van mezelf.” Ze lachte even en ging verzitten.
“Hmm”, reageerde ik, “en als we nu eens wél bij de pakken neer gaan zitten?”
“Hoezo?”, vroeg ze verwonderd.
“Misschien”, zei ik voorzichtig, alle ruimte voor haar openlatend, “misschien zijn het wel de pakken, waar je probleem zit. Of in ieder geval een deel ervan. Maar misschien ook niet. Dat zouden we kunnen uitvinden.”
Ze keek me vragend aan. “Misschien”, vervolgde ik nog steeds voorzichtig, “is de pijn van de pakken wel datgene, waarom je er niet bij neer wil zitten. De pakken van een mensenleven kunnen tenslotte pijn doen.”
“Het is zoveel”, zuchtte ze uiteindelijk, “zo ontzettend veel.”

Ze had haar eigen manier ontwikkeld om de pijn niet te voelen. Werken, hard werken. Zorgen voor anderen. Presteren. Iedereen keek tegen haar op. Ze was mooi om te zien, goed in wat ze deed en sympathiek in de omgang.
Maar niemand besefte dat ze wel mooi móest zijn. Dat ze wel hard móest werken. Dat ze wel móest uitblinken. Dat ze sympathiek móest zijn. Het was de enige manier om weg te blijven bij de pijn, de boosheid en het verdriet van haar leven. Ingrijpende gebeurtenissen en beschadigingen. Die kwamen later naar boven.
Voor nu was het genoeg. De gedachte dat ze bij de pakken neer mocht zitten, was voor haar uiteindelijk een opluchting.

In de gesprekken die volgden kwamen de pakken langs, één voor één. Bij elk pak wat ze noemde, stopten we een steen in een rugzak, die ik haar had gevraagd mee te nemen. Met stift liet ik haar op de steen schrijven wat het pak inhield. Echtscheiding van ouders. Een broer met problemen. Misbruik. Een collega met relatieproblemen. Een tante die psychisch ten onder ging. Een vriend die haar niet begreep. De rugzak vulde zich steeds verder.

Toen de tas vol was, gebeurden er twee belangrijke dingen.
Allereerst voelde ze zich opgelucht. Ze had alles wat haar leven zwaar en pijnlijk maakte, benoemd. Het kreeg erkenning. Het tweede was dat ze plotseling besefte hoeveel ze meetorste, toen ik haar vroeg de tas op haar rug te doen en met haar ging wandelen. Toen liet ze ook precies zien wat ze altijd deed: ze verzweeg dat ze het zwaar had. Tot ze echt niet meer kon en op de grond zakte met haar tas. Ze huilde al haar verdriet eruit, daar op de grond, bij de tas.
Eén voor een hebben we de stenen weer uit de tas gehaald, elk gesprek een steen, soms meerdere gesprekken per steen. Eén voor een hebben we ze bekeken. Sommige riepen het verdriet op, dat ze jarenlang had verdrongen. Die moest ze leren aanvaarden en een nieuwe plek geven in haar tas. Toen ze de pijn had toegelaten, ging dat makkelijker. Sommige hoorden niet eens bij haar. Die gooide ze –letterlijk- ver weg.

In het laatste gesprek nam ik afscheid van een andere vrouw. Ze was opener en toegankelijker. Ze had geleerd dat het schild van perfectie en succes veel verbergt, maar dat het je ook onzichtbaar maakt voor degenen die je hart zoeken. En dat bij de pakken neerzitten het verschil kan maken tussen in vrijheid leven of psychisch uitgeput raken onder de verdrongen last van je leven.

En dat allemaal –dacht ik verwonderd toen ze wegreed- dankzij die ene zin over neerzitten bij de pakken.

Bij de pakken neerzitten